Rietje

14 april 1932  -  14 juli 2020

Rietje kwam letterlijk ons leven binnen gewandeld. Dagelijks maakte ze een rondje met haar hondje Kimmie en liep dan ook altijd bij ons langs de bosrand. Omdat ik vaak buiten ben om klusjes in de tuin te doen, raakten we steeds vaker met elkaar in gesprek, dronken we kopjes thee en van lieverlee ontstond onze vriendschap.

Toen ze last kreeg van ‘een raar hoofd’ (zoals ze dat zelf noemde), het lopen wat lastiger werd en ze daardoor meer aan huis gebonden raakte, kwam ik wat vaker bij haar over de vloer. We dronken thee, ik liet Kimmie uit als het haar zelf niet lukte en er werden veel verhalen verteld. Over Frans natuurlijk en over ‘De Jongens’. Over hoe het was om deze 4 knapen naar de volwassenheid te brengen. Ik leerde ervan, wij hadden immers een opgroeiende zoon. Als ik weleens verzuchtte over iets dan was haar vaste antwoord: ‘’Ach kind, ik heb het ook allemaal meegemaakt en het is met allemaal goed gekomen. Jullie zoon is een goeie jongen, maak je maar geen zorgen.”
Om er vervolgens lachend achteraan te zeggen: ‘‘Maar dat doe je natuurlijk wel.’’

Ik hoorde over de evacuatie van Arnhem toen ze jong was, over hoe ze tijdens haar huwelijk zo verwend was door haar Frans, over de handbal, over de sinterklaasfeesten en nog veel meer.
De Jongens, de schoondochters, de kleinkinderen, ik leerde jullie kennen via haar verhalen en altijd was daar die trots. Ze was zo trots op jullie allemaal.
Nooit zou ze vergeten te vragen naar Emma, mijn vrouw, en onze zoon Tan. En even te noemen hoe fijn het was om Emma weer eens te zien en over de paar keer dat we haar meenamen voor een high tea. Het waren geluksmomenten om in dankbaarheid en met plezier op terug te kijken.
Voor haar, voor ons.

De fysieke beperkingen vielen haar zwaar en ze had er moeite mee te accepteren dat het niet beter zou worden. Dat trok een zware wissel – ja, ze kon ook wel eens klagen….. - , maar ze zocht ook steeds opnieuw naar de lichte kant van haar leven.
Vorige week zondag was ik voor het eerst sinds Corona weer bij haar. Dolblij en verrast was ze dat ik het was die onaangekondigd haar kamer binnenstapte na zo een lange tijd.
“Het kan weer! Je mag weer komen! We kunnen weer gaan puzzelen! En Irma kan weer komen en de jongens, mijn schoondochters, de kleinkinderen, mijn kaartvrienden.” Ze was zo blij.

Het was een kort bezoekje van mij, om aan te kondigen dat ik de volgende dag echt niet kon komen puzzelen met haar. Onze nieuwe meubels zouden die dag komen en het was niet in te passen in de andere bezigheden. Natuurlijk was ze teleurgesteld, maar ook blij voor ons dat we nieuwe meubels kregen en bezig waren wat dingen in huis op te knappen.

Ze vertelde, zoals ieder jaar, dat ze blij zou zijn als de vakantieperiode voorbij zou zijn en nu helemaal, want ja de jongens en hun gezinnen gingen natuurlijk wel op vakantie. Ze vertelde dat Gerard al naar Zweden was, dat Lisa en de kinderen later zouden volgen. Opnieuw trots over het prachtige huis dat daar gebouwd is. Ik vroeg: ‘‘Wil je er ook niet heen, om het zelf te zien en er even te zijn?’’ ‘‘Nee, ik wil geen blok aan hun been zijn.’’ Ik was niet verrast door dit antwoord; Dit zei ze steeds vaker de laatste paar jaar. De jongens, hun vrouwen en kinderen moesten het goed hebben en geen last hebben van haar. “Gelukkig kom jij iedere week weer puzzelen. Kijk ik ben met een heel moeilijke bezig, ik krijg de rand niet eens gelegd. Daar zijn we wel een poosje mee bezig.”
Ik hield mijn zorg over hoe we met 1,5m afstand zouden kunnen puzzelen voor me. Het zou zich wel oplossen. Het belangrijkste was haar weer te kunnen bezoeken en haar te zien stralen door haar zorgen heen.

Het was de laatste keer dat ik haar gezien heb.
Ik liep de deur uit en zoals altijd draaide ik me om, wierp haar een paar kushanden toe en terwijl ik de deur sloot riep ze voor de zoveelste keer: “Tot volgende week, dan gaan we weer puzzelen.”

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *